R.A. Leyder Havenstroom Pencak SilatGeschiedenis

Universele Gevechtskunst

Daar de Universele Gevechtskunst enigszins gebaseerd is op het Pencak Silat, zal eerst een globaal overzicht over het ontstaan en de ontwikkeling van het Pencak Silat en daarna een overzicht over het ontstaan, de ontwikkeling, het nut en het doel van de Universele Gevechtskunst worden gegeven.

Pencak Silat.

Voor zover bekend, beschikten reeds enige eeuwen v. Chr. de bewoners van de Indonesische Archipel, over bepaalde efficiënte gevechtsmethoden die zowel offensief als defensief tegen mens en dier gebruikt konden worden.

Vanaf omstreeks de 8e eeuw n. Chr. kwamen met koop-lieden en emigranten van het vaste land van Azië, de zelf-verdedigings- en aanvalstechnieken mee die de bestaande Indonesische methoden sterk hebben beïnvloed.

Van de 13e tot de 16e eeuw n. Chr. werd voornamelijk door de adel van de diverse vorstendommen, de zelfverdedigings- en aanvalstechnieken verder ontwikkeld, veredeld en geperfectioneerd.

Na langdurige observatie van dieren, o.a. apen, tijgers, slangen en vogels, werden vele van de lenige en sierlijke bewegingen (bij de verdediging en aanval) in de gevechts-methoden opgenomen.

Tot op heden, is in vele van deze gevechtstechnieken nog duidelijk de souplesse en sierlijkheid terug te vinden.

Door de grote uitgestrektheid van de Indonesische Archipel met de vele bevolkingsgroepen, ieder met een eigen taal, tradities en gewoonten, ontstonden verschillende stijlen die naderhand onder de verzamelnaam “Pencak Silat” bekend werden. Onder “Pencak” wordt het onderricht en de training van de gevechtsmethoden en onder “Silat” de toepassing daarvan, met andere woorden het eigenlijke gevecht, verstaan.

Het primaire doel van het “Pencak Silat” is de verdediging, waarna zo nodig met misleidende bewegingen tot de aanval kan worden overgegaan. Zowel de verdediging als de aanval, kenmerken zich door souplesse, sierlijkheid en de grote snelheid waarmede het e.e.a. wordt uitgevoerd. De dansvorm van het “Pencak Silat” wordt “Kembangan” genoemd, hetgeen vrij vertaald “Bloem van het spel” betekent. In tegenstelling tot vele andere gevechtstechnieken, behoeft men bij het “Pencak Silat” geen grote kracht te gebruiken, om effectief op te kunnen treden.

De eerste ware grondlegger van het “Pencak Silat” in edele vorm, was Ki Ngabei Soerodiwirjo die vanaf omstreeks het jaar 1900 voor de verdere ontwikkeling daarvan zorgdroeg. Behalve bedrevenheid in de gevechtsmethoden, werden zijn leerlingen ook vele geestelijke waarden bijgebracht. In 1903 reisde hij vanuit Toeboegiring door Sumatra naar Java, waarbij hij niet alleen zijn ideeën uitdroeg, doch ook min of meer als coördinator optrad.

In de loop der tijd werd evenals bij de andere gevechtssporten, het “Pencak Silat” behalve door bonafide, ook door malafide guru’s (leermeesters) onderwezen. Door de bonafide guru’s worden tot op heden hoge eisen aan het karakter, de mentaliteit en de zelfbeheersing van de leerling gesteld. Kleine overtredingen zijn vaak voldoende, een leerling niet meer aan de opleiding deel te laten nemen. Daar de bonafide guru’s regelmatig met elkaar in kontakt treden, is het voor een van de opleiding verwijderde leerling praktisch niet mogelijk, zich bonafide verder te bekwamen. Voor het vervolgen van de opleiding, is hij dan aangewezen op malafide guru’s.

Van een geschorste leerling is, gezien het minder selectief optreden van de malafide guru’s (waarbij in de regel het geldelijk gewin een grote rol speelt) en de andere duistere figuren waarmede hij in aanraking komt, over het algemeen weinig goeds meer te verwachten. De praktijk wijst uit dat de leerlingen van bonafide guru’s, gezien het strenge selectie- en afvalsysteem, op den duur een veel hoger niveau bereiken dan de leerlingen van de malafide guru’s.

In tegenstelling tot vele andere gevechtsporten, bestaat bij het “Pencak Silat” geen bandensysteem. Men weet van elkaar hoever men gevorderd is.

Bij de bonafide scholen, gaat het primair om de beoefening van de gevechtssport zelf en niet om de eventuele glorie die men daarmede kan behalen. Een bonafide leerling zal zich dan ook nimmer misdragen, of met zijn kennis te koop lopen. Hij zal het geleerde alleen dan toepassen, wanneer er geen andere wegen meer openstaan. Voorts zullen slechts die handelingen door hem worden verricht, die in de gegeven situatie strikt noodzakelijk zijn.

Voor de 2e Wereldoorlog was het voor een niet-Indonesiër vrij moeilijk, een bonafide “Pencak Silat” opleiding te volgen. Behalve dat men goed op de hoogte moest zijn van de Indonesische adat (tradities, gewoonten en omgangsvormen), werd men vaak nog geruime tijd geobserveerd, voordat men door een bonafide guru werd uitgenodigd aan het onderricht deel te nemen. Was het eenmaal zover, dan gold voor een ieder, ongeacht kleur, afkomst, rang of stand, dezelfde strenge regels.

Eerst na het einde van de 2e Wereldoorlog in Azië (1945) kregen de verschillende vormen van het “Pencak Silat”, in Nederland door introductie van de repatrianten uit Indonesië, een ruimere bekendheid. Het duurde echter nog geruime tijd, voordat echte “Pencak Silat” scholen werden opgericht en als zodanig werden erkend.

Voor meerdere details ten aanzien van de ontwikkeling, de diverse stijlen, enz., van het “Pencak-Silat”,wordt verwezen naar de daarvoor in omloop zijnde en bij verschillende boekhandels te verkrijgen lectuur. Voorts kan men op meerdere plaatsen in Nederland een “Pencak Silat” opleiding volgen en zich daarin verder bekwamen.

Men hoede zich daarbij wel voor malafide praktijken.

 

Universele Gevechtskunst.

Tijdens de Japanse overheersing van Indonesië in de 2e Wereldoorlog (1942 – 1945), kregen de door de Japanners reeds lang beoefende gevechtssporten (o.a. Samurai-zwaardvechten, Sumo, Jiu Jitsiu, Judo) meer bekendheid, mede door het onderricht die de Japanners gaven aan de Indonesiërs, die met hen bevriend of in Japanse dienst (o.a. krijgsdienst) waren.

Na de Japanse capitulatie in 1945, werd door genoemde Indonesiërs het geleerde verder verspreid en vrij intensief, door zowel Indonesiërs als niet-Indonesiërs, beoefend. Ook het Chinese Kunto kreeg steeds meer beoefenaren en bekendheid buiten de Chinese kring. Helaas waren er toen ook weer malafide figuren die van de door hen aangeleerde en steeds meer geperfectioneerde technieken misbruik maakten.

In de woelige jaren 1947 – 1950 in Indonesië, begonnen kleine groepen personen (waartoe auteur dezes behoorde), met een uitgebreide kennis en grote bedrevenheid in verschillende gevechtsmethoden, te experimenteren met een zelfverdedigings- en aanvalssysteem gebaseerd op het Pencak Silat, dat eventueel (als antwoord en tegenwicht) toegepast kon worden tegen de meerdere door de malafide elementen gebruikte gevechtstechnieken. Min of meer werd toen de basis gelegd voor een soort Universele Gevechtskunst.

In 1950 repatrieerde auteur dezes naar Nederland, waardoor hij niet meer kon deelnemen aan de reeds gevorderde ontwikkeling van het nieuwe gevechtssysteem. In de loop der tijd verloor hij helaas bijna alle kontakten met de in Indonesië achtergebleven Indonesiërs en niet-Indonesiërs, waarmede hij samengewerkt, geoefend en geëxperimenteerd had. Voor zover hem bekend, wordt thans de nieuwe gevechtskunst in een bepaalde vorm, door uiterst gedisciplineerde groeperingen die er nauwlettend op toezien dat de ontwikkelde gevechtstechnieken in eigen kringen blijft en niet door malafide figuren kunnen worden misbruikt, op slechts enkele plaatsen in Indonesië beoefend.

In 1950 werden naast de reeds in Nederland bekende gevechtssporten, steeds meer andere gevechtsmethoden (o.a. Kung Fu, Kempo, Aikido, Tae Kwon Do) verspreid en beoefend. Nieuwe sportscholen rezen als paddestoelen uit de grond, waarbij het bij de meeste scholen niet om het spel, maar om de knikkers ging. Iedereen kon, of hij de juiste instelling had of niet, zich overal voor inschrijven zolang er maar betaald werd.

Het behoeft geen betoog dat het e.e.a. vaak negatief uitpakte. Steeds meer figuren maakten na een aantal gevolgde lessen, het de burgermaatschappij knap lastig. Molestaties en vernielingen op de wegen, in winkelcentra, treinen, trams, bussen, enz., namen steeds ernstiger vormen aan. Bovendien nam ook het aantal verkrachtingen, diefstallen, roofovervallen, moorden, enz., toe en konden malafide figuren (met inbegrip van psychopaten en criminelen) in de meeste gevallen ongestoord hun gang gaan.

Hoewel de wil daartoe aanwezig was, kon de Rijks- en Gemeentepolitie alsmede de Koninklijke Marechaussee, wegens onderbezetting en tijdgebrek, niet voldoende tegen de genoemde calamiteiten optreden. In de regel kon de gewone burger ook weinig tegen het e.e.a. uitrichten, omdat hij meestal de kennis en vaardigheid daartoe miste. Zelfs in gevechtssporten bedreven personen,waarvan aangenomen mocht worden dat zij bij calamiteiten daartegen op zouden kunnen treden, lieten in de meeste gevallen door een gebrek aan motivatie en zelfvertrouwen, verstek gaan. Gesteld kan worden dat mede door de stijgende werkeloosheid, de molestaties, criminaliteit, enz., bij een onvoldoende bestrijding daarvan, extreme vormen aan zal gaan nemen.

Daar hogere gegradueerden (vanaf bruine band) in bepaalde gevechtssporten, zelden of nooit van hun kennis misbruik zullen maken, zou het teneinde nu er in de toekomst een uitbreiding van calamiteiten te voorkomen, in eerste instantie voldoende zijn de daarvoor in aanmerking komende personen (de meest kwetsbare categorieën), in een korte tijd bepaalde gevechtstechnieken bij te brengen, waarmede tegen malafide lagere gegradueerden en/of straatvechters zou kunnen worden opgetreden. Het behoeft geen betoog dat het in 1947 – 1950 ontworpen gevechtssysteem, gezien het niveau en de lange tijdsduur die benodigd zou zijn om de vereiste geoefendheid en vaardigheid te bereiken, daarvoor niet gebruikt zou kunnen worden.

In de jaren 1950 tot 1974 kon auteur dezes, bij gebrek aan gelijkwaardige partners, het destijds ontworpen gevechtssysteem helaas niet verder ontwikkelen. Bovendien lieten werkomstandigheden (opleidingen, vele overplaatsingen en oefeningen) uit hoofde van zijn militaire beroep het niet toe, een vereenvoudigd systeem bij een vaste geselecteerde groep te introduceren, laat staan te beproeven. Voor zover de tijd dat toeliet, ging hij echter wel door met het bestuderen, analyseren en beoefenen van meerdere andere gevechtssporten.

Eerst aanvang 1974, nadat meer tijd en gelegenheid beschikbaar kwam, begon hij met het ontwerp van de Universele Gevechtskunst in de huidige vorm. Het gevechtssysteem bleef voor een deel, v.w.b. de meest functionele technieken, de souplesse en sierlijkheid van de bewegingen, de snelheid, de doelmatigheid, enkele ceremoniën, enige regelen en het selectiesysteem, gebaseerd op het Pencak Silat. Daarnaast werden in het systeem, uitgaande en ter bestrijding van vele andere- gevechtsmethoden die in het dagelijks leven een bedreiging zouden kunnen vormen, meerdere functionele verdedigings- en aanvals-technieken (voor een deel in vereenvoudigde vorm gebaseerd op het in 1947 – 1950 ontworpen gevechtssysteem) ingebouwd, die gezien de logische opbouw en methodiek, in principe iedereen (ongeacht leeftijd en geslacht) zou kunnen aanleren. Voorts werd in het systeem een aantal voorwaarden en regelen verwerkt, waaraan de cursisten (o.a. ter voorkoming van diskwalificatie) zich dienden te houden en waardoor tevens een eventueel misbruik van de opgedane kennis en verstrekte leerstof niet mogelijk werd gemaakt.

Van Nov. 1974 – Jun. 1975 werd voor het eerst de nieuw ontworpen Universele Gevechtskunst bij een kleine groep personen geïntroduceerd, door hen beoefend en op deugdelijkheid getest. Aan de hand van de opgedane ervaringen (o.a. de wijze waarop het overkwam, de mogelijkheden tot het snel aanleren en uitvoeren van de technieken), werden voor zover nodig enige verbeteringen aangebracht.

Van 1975 – 1979 werden met volle medewerking van en voor het Rayons LO- en Sportbureau Zuid-Holland, in de sportzaal van de Nieuwe Alexanderkazerne te ‘s-Gravenhage meerdere opeenvolgende cursussen (voor mannen en vrouwen) gehouden, waaraan door een toenemend aantal personen (t.w. militairen waaronder commando’s en marechaussees, bewakingsbeambten, burgerambtenaren en andere beroepsgroepen) werd deelgenomen. In deze periode werd het systeem ook op hoger niveau (bruine en zwarte band) beproefd en wederom de nodige functionele verbeteringen aangebracht.

Naar aanleiding van de grote belangstelling en de vele vragen van outsiders, vond met toestemming van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten op 05 mei 1978, een demonstratie mede bedoeld als voorlichting in de grote toneelzaal van de Prinses Julianakazerne te ‘s-Gravenhage plaats. Terwille van de objectiviteit en het beter kunnen beoordelen van het systeem op verschillend (ook hoger niveau), werden niet alleen door geoefende doch ook door minder geoefende (vanaf 2 maanden opleiding), verdedigings- en aanvalsmethoden uitgevoerd en getoond. Als commentaar op de demonstratie, werd door een Officier van de Brigade Speciale Beveiligings-opdrachten o.a. het volgende schriftelijk verklaard: “De door U getoonde technieken zijn effectief en snel aan te leren, tevens indrukwekkend om te zien. Voor mensen die weinig aan sport doen en zich toch doeltreffend willen verdedigen, uitermate geschikt. Voorts verscheen in de Defensiekrant van 17 mei 1978, een positief artikel over de demonstratie.

Nadat op 17 mei 1979 de laatste grote cursus was voltooid, werd van Sep. – Dec. 1979 na een strenge selectie, nog een speciale instructeuropleiding gegeven aan cursisten, die niet alleen op grond van hun instelling en vaardigheden daarvoor in aanmerking kwamen, doch die zich tevens bereid hadden verklaard de Universele Gevechts-kunst, met inachtneming van de gestelde regelen verder uit te dragen.

De opleidingen te ‘s-Gravenhage werden daarmede beëindigd.

Op 12 april 1980 werd met een demonstratie de Universele Gevechtskunst in Leiderdorp geïntroduceerd. Vanaf mei 1980 volgden daarop meerdere opeenvolgende cursussen (voor mannen en vrouwen) waaraan door een toenemend aantal personen werd deelgenomen. Een van 22 sep. t/m 24 nov. 1982 bij wijze van experiment, uitsluitend voor vrouwen en meisjes met succes gehouden cursus, is daarbij apart het vermelden waard. Ook voor bepaalde beroeps-groepen (t.w. politie, bewakingsbeambten, winkeliers, sociaal werkers, enz.) zijn de mogelijkheden aanwezig, afhankelijk van de vaardigheden die zij reeds bezitten en de dreigingen waaraan zij bloot kunnen staan, een aangepaste dan wel voortgezette opleiding te volgen. Op grond van de groeiende belangstelling voor deze Gevechtskunst kan worden geconcludeerd, dat in de huidige onveilige maatschappij bij vele mensen een toenemende behoefte bestaat, bij calamiteiten op te kunnen treden dan wel zichzelf te kunnen verdedigen. Derhalve wordt er naar gestreefd de cursussen te continueren en in de toekomst uit te breiden.

Gesteld kan worden dat in vergelijking met diverse andere gevechtssporten, bij de Universele Gevechtskunst in een kortere tijd meer zelfverdedigings- en aanvalstechnieken (ongewapend en gewapend tegen een of meerdere ongewapende en gewapende tegenstanders) op verschillend niveau, aangeleerd kunnen worden. Op grond van het vorenstaande en de goede resultaten (aanbevelingen, referenties en tevredenheidsbetuigingen liggen ter inzage) heeft de Universele Gevechtskunst behalve zijn nut tevens zijn bestaansrecht bewezen.

In hoeverre de Universele Gevechtskunst in de toekomst bij zal c.q. kan dragen tot een effectieve bestrijding van calamiteiten, is niet voorspelbaar en dient derhalve te worden afgewacht.

Degenen die niet over een dosis doorzettingsvermogen, de nodige zelfbeheersing en de juiste instelling beschikken, dan wel van de gedachte uitgaan dat zonder intensieve training de gewenste vaardigheid kan worden bereikt, worden bij voorbaat aangeraden en verzocht, elders de benodigde kennis op te doen. Vóór de aanvang van elke cursus zullen op een afgesproken datum en tijdstip, alle nader gewenste inlichtingen aan potentiële deelnemers worden gegeven, zodat verrassingen en teleurstellingen achteraf uitgesloten zijn.